De Wet normering topinkomens (''WNT'') bepaalt dat partijen ten hoogste een ontslagvergoeding van 75.000 euro bruto kunnen overeenkomen bij ontslag van een topfunctionaris. Er heeft lange tijd onduidelijkheid bestaan over de vraag hoe dit maximumbedrag zich verhoudt tot de aanspraak op de transitievergoeding en de billijke vergoeding. Het gerechtshof Den Bosch heeft recent bepaald dat de WNT niet in de weg staat aan toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding in geval van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Wel oordeelt het gerechtshof dat de rechter rekening moet houden met het doel en de strekking van de WNT bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding.
Maximum vergoeding onder de WNT
De WNT stelt normen aan de bezoldiging van topfunctionarissen in de semipublieke sector. Ook de ontslagvergoeding die met hen kan worden overeengekomen is wettelijk gemaximeerd. Artikel 2.10 en 3.4 WNT bepalen dat de ontslagvergoeding maximaal 75.000 euro bedraagt bij een fulltime dienstverband. Wordt er een hoger bedrag overeengekomen, dan is die afspraak nietig wegens strijd met de wet en is het teveel betaalde onverschuldigd betaald.
Bepaalde uitkeringen zijn van het bedrag van 75.000 euro uitgezonderd, bijvoorbeeld uitkeringen op grond van een cao of een andere collectieve regeling die met vakorganisaties is overeengekomen. Sinds de Evaluatiewet WNT zijn niet alleen algemeen verbindend verklaarde cao’s uitgezonderd van het maximum, maar geldt deze uitzondering voor alle cao’s. De cao moet wel van toepassing zijn op de arbeidsovereenkomst met de topfunctionaris.
Ook uitkeringen die op grond van een wettelijk voorschrift ontstaan tellen niet mee voor het WNT-maximum. De aanspraak op een transitievergoeding bij ontslag vloeit voort uit de wet en is daarmee dus uitgezonderd van de WNT-norm. Dat geldt niet als de uitkering van de transitievergoeding wordt afgesproken in een vaststellingsovereenkomst. Op grond van de wet geldt bij het sluiten van een vaststellingsovereenkomst namelijk geen verplichting om de transitievergoeding uit te keren.
Dit leidt ertoe dat het complex is om bij een arbeidsconflict met een topfunctionaris in de semipublieke sector een vaststellingsovereenkomst te sluiten. Het feit dat het salaris dat wordt betaald in een periode van non-activiteit wordt meegeteld bij de ontslagvergoeding maakt dit nog lastiger.
Transitievergoeding
De wetgever heeft bij de invoering van de WWZ niets bepaald over de samenloop met de WNT. Inmiddels wordt algemeen aangenomen dat een transitievergoeding hoger kan zijn dan het WNT-maximum en dus niet wordt gemaximeerd of verlaagd door de WNT. De transitievergoeding kan maximaal 81.000 euro bedragen of, indien hoger, maximaal een bruto jaarsalaris.
Onduidelijk is of naast een wettelijke aanspraak op de transitievergoeding nog vrijelijk een WNT-vergoeding van 75.000 euro kan worden toegekend in een vaststellingsovereenkomst. De WNT lijkt daarvoor ruimte te laten. Indien een topfunctionaris wordt ontslagen en instemt met dit ontslag ontstaat op grond van de wet recht op de transitievergoeding en zou daarnaast dus nog een aanvullende vergoeding kunnen worden uitgekeerd. Deze situatie is (voor zover bekend) nog niet door de rechter beoordeeld.
Billijke vergoeding
Indien de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld jegens de topfunctionaris kan de topfunctionaris naast de transitievergoeding aanspraak maken op een billijke vergoeding. Ook deze billijke vergoeding is een vergoeding die uit de wet voortvloeit en die dus niet door de WNT wordt gemaximeerd. In beginsel kunnen de transitievergoeding en de billijke vergoeding vrijelijk door de rechter worden toegewezen en worden deze niet beheerst door de WNT. Hoe deze wettelijke uitkeringen zich tot elkaar en tot de WNT verhouden is recent bepaald door het Gerechtshof Den Bosch.
Verhouding transitievergoeding en billijke vergoeding tot WNT
Het Gerechtshof Den Bosch oordeelde op 20 december 2018 over een conflict tussen een bestuurder en de Raad van Toezicht (ECLI:NL:GHSHE:2018:5304). De bestuurder was sinds 2002 werkzaam. In 2017 meldt de bestuurder in een vergadering van de Raad van Toezicht dat zij problemen ervaart in de werkrelatie met de voorzitter van de Raad van Toezicht. Deze mededeling leidt tot een escalatie waarbij de Raad van Toezicht de voorzitter steunt, het besluit neemt tot ontslag van de bestuurder, de bestuurder op non-actief stelt en haar email-account blokkeert. De Governance Code Zorg wordt niet nageleefd. Mediation wordt geweigerd. Het dringende advies van de Ondernemingsraad om te proberen de relatie te herstellen wordt door de Raad van Toezicht genegeerd. De kantonrechter heeft het ontbindingsverzoek van de Stichting afgewezen. Daarna treden de meeste leden van de Raad van Toezicht af en wordt de non-activiteit opgeheven. Vervolgens dient de bestuurder zelf een ontbindingsverzoek in bij de kantonrechter. Dat verzoek wordt toegewezen.
De kantonrechter wijst een billijke vergoeding toe van 140.000 euro aan de bestuurder maar kent haar geen transitievergoeding toe. Anders dan de kantonrechter komt het gerechtshof in appel tot het oordeel dat het wel verenigbaar is met doel en strekking van de WNT om naast de billijke vergoeding ook een transitievergoeding toe te kennen. Het gerechtshof wijst dus alsnog de transitievergoeding toe. Het gerechtshof neemt bij het vaststellen van de billijke vergoeding alle omstandigheden van het geval in aanmerking (ECLI:NL:HR:2017:1187 New Hairstyle). Het gerechtshof overweegt in dat verband weliswaar niet gebonden te zijn aan de in de WNT opgenomen maximering, maar dat het doel en de strekking van de WNT (publiek geld dat primair aangewend dient te worden voor een publieke taak) wel van belang is omdat ook de billijke vergoeding met publiek geld wordt gefinancierd. Het hof kent de bestuurder een hogere billijke vergoeding toe van 170.000 euro.
Conclusie
De rechter is niet gebonden aan het WNT-maximum van 75.000 euro bij toekenning van een transitievergoeding en/of een billijke vergoeding. Wel dient de rechter rekening te houden met het feit dat de billijke vergoeding uit publieke middelen wordt gefinancierd en met een publiek doel. Dit is een van de gezichtspunten die de rechter in het kader van een billijkheidsoordeel zal moeten wegen.
8-1-2019