Nederland kent een woningtekort. Sinds het einde van de crisis is het verschil tussen de vraag naar en het aanbod van woningen sterk toegenomen. Jaarlijks moeten er 75.000 woningen worden bijgebouwd, zo blijkt uit de Nationale Woonagenda 2018-2021. Hoe? Er wordt een revolverend fonds opgericht en de Crisis- en herstelwet wordt gewijzigd.
Revolverend Fonds Stedelijke Transformatie
Begin vorige maand maakte minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties op de PROVADA bekend 38 miljoen euro vrij te maken om woningbouw te stimuleren in transformatiegebieden. Het geld wordt via het ‘Revolverend Fonds Stedelijke Transformatie’ aan ontwikkelaars beschikbaar gesteld. Hoe werkt dat precies?
In het algemeen geldt dat er sprake moet zijn van marktfalen waardoor reguliere financiering van een project niet mogelijk is; investeringen blijven uit. Een revolverend fonds wordt dan als een alternatief financieringsinstrument ingezet. Het voorziet in voorfinanciering op basis van bijvoorbeeld een lening- of garantieconstructie. Gedurende of na de uitvoering van het project wordt de voorfinanciering afbetaald in de vorm van aflossing of rente. Op die manier kunnen steeds weer opnieuw middelen worden ingezet.
Het Revolverend Fonds Stedelijke Transformatie zal zich gaan richten op de noodzakelijke investeringen om complexe binnenstedelijke locaties, zoals oude industrieterreinen of havengebieden, te transformeren naar woongebieden. Het gaat om gebiedstransformaties die vanwege het hoge risicoprofiel met reguliere financiering niet haalbaar blijken te zijn en daardoor niet van de grond komen. Het is de bedoeling dat ontwikkelaars van dat soort projecten vanuit het fonds noodzakelijke investeringen voorgefinancierd krijgen, zoals de sanering van vervuilde grond of het uitkopen van kleine bedrijven die zijn gevestigd in het gebied.
Kortom, ontwikkelaars die zich richten op complexe binnenstedelijke transformaties kunnen met de voorfinanciering vanuit het revolverend fonds een ‘duwtje in de rug’ krijgen. Het fonds wordt op dit moment uitgewerkt. Het is nog niet duidelijk wanneer het precies wordt opgezet.
Wijziging van de Crisis- en herstelwet
Onder de huidige Crisis- en herstelwet kunnen innovatieve woningbouwprojecten die bijdragen aan duurzaamheid worden aangewezen als een zogenoemd experiment. Dat biedt voordelen voor ontwikkelaars, aangezien in dat geval van bepaalde wet- en regelgeving kan worden afgeweken. Het gaat bijvoorbeeld om wetten als de Elektriciteitswet 1998, de Warmtewet, de Wet bodembescherming, de Wet ruimtelijke ordening en de Woningwet.
Eind maart heeft de ministerraad ingestemd met een wetsvoorstel tot wijziging van de Crisis- en herstelwet, die specifiek ten doel heeft het stimuleren van de woningbouwproductie. Met de wijziging van de Crisis- en herstelwet zullen de criteria tot aanwijzing als experiment worden vereenvoudigd en wordt de lijst met wetten waarvan als experiment kan worden afgeweken, verruimd. Ook zal de aanwijzingsprocedure tot experiment worden verkort. Dit blijkt uit de brief van de minister van 23 mei 2018 (Kamerstukken II 2017-2018, 32 847, nr. 332).
Hoe de wijziging van de Crisis- en herstelwet precies wordt vormgegeven, laat zich nog even raden. De exacte tekst van het wetsvoorstel is namelijk nog niet bekend. Dat kan ieder moment gebeuren, omdat het wetsvoorstel volgens de minister vóór de zomer aan de Tweede Kamer zou worden aangeboden. Wordt dus vervolgd…
1-10-2018