In een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van een arbeidsovereenkomst wordt door partijen doorgaans finale kwijting verleend. Partijen verklaren daarmee dat ze niets meer van elkaar te vorderen hebben. Maar is deze finale kwijting wel zo finaal? Ziet finale kwijting ook op onderwerpen die niet expliciet in de vaststellingsovereenkomst zijn genoemd? Daarover heeft het Gerechtshof Amsterdam zich op 8 mei 2018 uitgelaten.
Nadat de vaststellingsovereenkomst met het finale kwijtingsbeding tot stand was gekomen, werd duidelijk dat de werknemer had gefraudeerd. In hoger beroep staat vast dat de werkgever als gevolg van de fraude ongeveer € 2 miljoen schade heeft geleden. De kernvraag is dan of de aansprakelijkheid van werknemer vanwege de fraude onder de reikwijdte van het kwijtingsbeding valt of dat de werkgever haar vorderingsrecht ten aanzien van de schade heeft behouden.
Gerechtshof Amsterdam
Het Hof overweegt dat als uitgangspunt geldt dat de vaststellingsovereenkomst en het kwijtingsbeding uitgelegd dienen te worden aan de hand van het Haviltex-criterium. Dit betekent dat niet alleen gekeken moet worden naar de taalkundige betekenis van het kwijtingsbeding, maar ook naar de betekenis die partijen aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en naar wat zij van elkaar mochten verwachten. De omstandigheden van het geval spelen dus een rol. Als gezichtspunt daarbij geldt dat de finale kwijting ziet op rechten die betrekking hebben op de onzekerheden of de geschillen die tot de vaststellingsovereenkomst aanleiding hebben gegeven. Het Hof oordeelt dat de finale kwijting niet ziet op rechten en vorderingen waarvan partijen het bestaan ten tijde van het aangaan van de vaststellingsovereenkomst niet kenden.
Het Hof oordeelt dat onder de omstandigheid dat de werknemer ten tijde van het tot stand komen van de vaststellingsovereenkomst de door hem gepleegde fraude heeft verzwegen, de werknemer er niet op kon en mocht vertrouwen dat de finale kwijting ook op de door de werknemer gepleegde fraude zou zien. De uitspraak van het Hof is dan ook dat de werkgever geen afstand heeft gedaan van haar vorderingsrechten, zodat de werkgever de schade van de fraude op de werknemer kan verhalen.
Gevolgen voor de praktijk
Uit deze uitspraak volgt dat een finale kwijtingsbepaling niet altijd absoluut is. Het hangt af van de omstandigheden van het geval of er ook finale kwijting is verleend ten aanzien van niet expliciet in de overeenkomst genoemde punten. In beginsel kan ervan worden uitgegaan dat finale kwijting niet ziet op rechten en vorderingen waarvan partijen het bestaan ten tijde van het aangaan van de vaststellingsovereenkomst niet kenden. Verstandig is dus om een kwijtingsbeding zorgvuldig te formuleren en expliciet op te nemen welke onderwerpen wel onder het finale kwijtingsbeding vallen.
11-10-2018