Op 1 januari 2024 is de langverwachte Omgevingswet in werking getreden en hiermee zijn 26 oude wetten, zoals de Wet ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, vervangen. Om de overgang van het oude naar het nieuwe stelsel soepel te laten verlopen, heeft de wetgever voorzien in overgangsrecht. Het overgangsrecht bepaalt welke regels nu van toepassing zijn. De komende jaren zal het overgangsrecht een grote rol gaan spelen in de uitvoeringspraktijk. Een voorbeeld daarvan zien wij terug in de eerste uitspraak in het nieuwe jaar over overgangsrecht van de rechtbank Midden-Nederland van 3 januari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:13).[1] In deze uitspraak staat een onder het oude stelsel verleende omgevingsvergunning voor het kappen van bomen centraal. Welk stelsel past de rechtbank op deze vergunning toe?
Ten aanzien van omgevingsvergunningen regelt het overgangsrecht dat op omgevingsvergunningaanvragen die vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, dus uiterlijk op 31 december 2023, zijn ingediend, het oude recht van toepassing blijft totdat het besluit onherroepelijk is. Dat betekent dat de volledige procedure wordt doorlopen volgens de oude wet- en regelgeving, zowel qua procedurele stappen als qua inhoudelijke toetsing. Als de omgevingsvergunning onherroepelijk is geworden, wordt deze van rechtswege een omgevingsvergunning onder de Omgevingswet.
De rechtbank bevestigt dit en overweegt: “Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht […] ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.” In deze zaak heeft de rechtbank de omgevingsvergunning voor het kappen van bomen dan ook aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Algemene plaatselijke verordening getoetst.
[1]Rb Midden-Nederland 3 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:13.