Als het aan Henk Nijboer (PvdA) en Pieter Grinwis (ChristenUnie) ligt wel. Zij dienden op 16 september jl. een initiatiefwetsvoorstel in tot het afschaffen van tijdelijke huurovereenkomsten voor zelfstandige woonruimten. Het gebruik van huurovereenkomsten voor onbepaalde tijd dient wat hen betreft weer de norm te worden.
Sinds 1 juli 2016 is het door invoering van de Wet doorstroming huurmarkt 2015 onder meer mogelijk om voor zelfstandige woonruimte een huurovereenkomst voor bepaalde tijd aan te gaan met een maximumduur van twee jaar. De verwachting was dat deze mogelijkheid een vergroting van het aanbod aan huurwoningen zou opleveren. Volgens de minister zou een bepaalde groep verhuurders hun woningen wel tijdelijk voor de verhuur willen aanbieden, maar niet voor onbepaalde tijd, waardoor deze woningen tot aan de wetswijziging in 2016 niet werden benut. In het wetsvoorstel destijds merkte de minister daarbij op dat tijdelijke verhuur de uitzondering op de hoofdregel (huur voor onbepaalde tijd) zou moeten blijven.
De Wet doorstroming huurmarkt 2015 is in 2021 op verzoek van het Ministerie van Binnenlandse Zaken geƫvalueerd. Daaruit blijkt dat particuliere verhuurders op dit moment meer gebruik maken van tijdelijke huurovereenkomsten dan van vaste huurovereenkomsten en in de toekomst lijkt dat aantal volgens de onderzoekers eerder te stijgen dan te dalen. De conclusie van de evaluatie luidt dan ook dat de Wet doorstroming huurmarkt 2015 het beoogde doel niet heeft bereikt, maar wel grote nadelige effecten voor huurders met zich heeft meegebracht. Huurders ervaren meer onzekerheid en de huren stijgen sneller.
Reden voor Nijboer en Grinwis om het initiatiefwetsvoorstel Wet vaste huurcontracten in te dienen. Daarin pleiten zij voor het afschaffen van de algemene huurovereenkomsten voor bepaalde tijd voor zelfstandige woonruimte. Verhuurders zouden dan voor zelfstandige woonruimte in de regel alleen huurovereenkomsten voor onbepaalde tijd kunnen aanbieden. Tijdelijke verhuur onder specifieke voorwaarden dient wat Nijboer en Grinwis betreft wel mogelijk te blijven. Daarbij gaat het om (i) het opnieuw bewonen door de verhuurder of voorgaande huurder (tussenhuur/diplomatenclausule), (ii) doelgroepencontracten voor vijf jaar op basis van specifieke categorieƫn voor dringend eigen gebruik (jongeren/studenten/promovendi/ouderen/gehandicapten), (iii) verhuringen naar aard van korte duur, zoals vakantieverhuur, (iv) verhuur op basis van de Leegstandswet en (v) generieke tijdelijke verhuur voor maximaal vijf jaar voor onzelfstandige woonruimte.
Als de Wet vaste huurcontracten wordt ingevoerd, dan betekent dit dus het einde van de tijdelijke huurovereenkomst voor zelfstandige woonruimten (uitzonderingen daargelaten). Het wachten is nu op het advies van de Raad van State en de stemming over het wetsvoorstel in de Tweede (en eventueel ook Eerste) Kamer.