Een WHOA-traject vindt plaats in de klemmende situatie van een dreigende insolventie. Mede om die reden is in de wet opgenomen dat tegen beslissingen van de rechtbank in het kader van een WHOA-procedure geen hoger beroep openstaat (artikel 369 lid 10 Fw). Recent heeft een schuldenaar hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarbij de rechtbank een homologatieverzoek heeft afgewezen.
Het Hof Den Haag heeft dat hoger beroep verworpen. In de eerste plaats verwerpt het hof het standpunt van de schuldenaar dat het appelverbod niet zou gelden voor vonnissen waarin een verzoek tot homologatie wordt afgewezen.
Vervolgens beoordeelt het hof de stelling dat er een grond bestaat om het rechtsmiddelenverbod te doorbreken. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan een appelverbod slechts worden doorbroken indien sprake is van zogenaamde ‘doorbrekingsgronden’. Daarvan is sprake indien:
- de rechter buiten het toepassingsgebied van een bepaling is getreden;
- een bepaling ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten; of
- bij de behandeling van de zaak een zo fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat niet meer kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak.
Volgens het hof is de WHOA-rechtbank niet buiten de oevers van haar rechterlijke bevoegdheid getreden en is evenmin sprake van schending van een fundamenteel beginsel, zoals hoor en wederhoor.
Tot slot overweegt het hof dat uit artikel 16 Herstructureringsrichtlijn – anders dan wel eens wordt beweerd – geen verplichting voortvloeit voor lidstaten om hoger beroep tegen rechterlijke beslissingen over een herstructureringsplan mogelijk te maken.
Het arrest van het hof is te raadplegen op rechtspraak.nl via deze link.
Remco Vermaire, Anne Mennens en Lauret van den Reek stonden in deze procedure een van de schuldeisers bij.