Wanneer een werknemer langer dan 24 maanden werkzaam is en diens arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever beëindigd wordt, heeft de werknemer in beginsel recht op een transitievergoeding. Tot voor kort was onduidelijk of dit recht ook bestaat wanneer de arbeidsovereenkomst gedeeltelijk wordt beëindigd.
De Hoge Raad besliste op 14 september 2018 dat dit recht onder omstandigheden bestaat.
De werknemer was in die zaak bijna twee jaar arbeidsongeschikt en de loondoorbetalingsplicht liep bijna op zijn einde. De werkgever beëindigde de arbeidsovereenkomst van de werknemer maar bood de werknemer tegelijkertijd een arbeidsovereenkomst aan voor ongeveer de helft van haar voormalige arbeidsduur in dezelfde functie. De werknemer accepteerde dit en verzocht de werkgever om de transitievergoeding uit te keren voor het gedeelte dat de aanstelling was beëindigd. De werkgever ging hier niet op in. Hierop startte de werknemer een procedure. Waar zij door de kantonrechter in het gelijk werd gesteld, ving zij bij het Hof bot.
De Hoge Raad
De Hoge Raad bekrachtigde het oordeel van het Hof niet. De Hoge Raad overwoog terecht dat de wettelijke bepaling met betrekking tot de transitievergoeding niet voorziet in gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De mogelijkheid van een gedeeltelijke transitievergoeding bij gedeeltelijk ontslag moet, aldus de Hoge Raad, wel worden aanvaard “voor het bijzondere geval dat, door omstandigheden gedwongen, wordt overgegaan tot een substantiële en structurele vermindering van de arbeidstijd van de werknemer.”
Als voorbeelden van dergelijke omstandigheden noemt de Hoge Raad het noodzakelijk gedeeltelijk verval van arbeidsplaatsen wegens bedrijfseconomische omstandigheden en blijvende gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. De Hoge Raad overweegt dat als dit niet het geval zou zijn, werknemers bij een volledige beëindiging van de arbeidsovereenkomst, ná gedeeltelijke beëindiging in de bovengenoemde situaties, recht zouden hebben op een veel lagere vergoeding dan in het geval dat de overeenkomst direct in het geheel was beëindigd.
Als praktische handvatten geeft de Hoge Raad mee dat sprake is van een substantiële vermindering van de arbeidsduur als er sprake is van een vermindering van 20% van de arbeidsduur. Van een structurele vermindering is sprake als de vermindering “naar redelijke verwachting blijvend zal zijn”.
Gevolgen voor de praktijk
Dit arrest is zeer relevant voor de praktijk. De Hoge Raad heeft beslist dat ook een recht op transitievergoeding bestaat wanneer de arbeidsovereenkomst gedeeltelijk wordt beëindigd. Tevens biedt de uitspraak concrete handvatten voor de toepassing van de gedeeltelijke transitievergoeding, namelijk in geval van structurele en substantiële vermindering van de arbeidsduur. Toch is nog niet alles uitgekristalliseerd. Wat nu als iemand een nieuwe functie aanvaardt met dezelfde omvang, maar veel minder gaat verdienen? Deze werknemer zal volgens de Hoge Raad geen recht hebben op een gedeeltelijke transitievergoeding. De Hoge Raad koppelt immers de vermindering niet aan loon, maar aan arbeidsduur. Verder rest de vraag hoe het begrip ‘structureel’ in de jurisprudentie zal worden uitgelegd.
9-10-2018