Op 10 januari jl publiceerde de rechtbank Midden-Nederland een van de eerste uitspraken waarin de vraag aan de orde was in hoeverre een tussen partijen overeengekomen studiekostenbeding (nog) gelding had.
De werknemer beriep zich daarbij op de per 1 augustus 2022 in werking getreden Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden op grond waarvan voor de functie verplichte scholing (dat is scholing die verplicht moet worden aangeboden op grond van het unierecht, nationaal recht, cao) kosteloos moet worden aangeboden en ieder beding in strijd hiermee nietig is. De werknemer stelde dat dit het geval was en de opleidingen waarvoor de studieovereenkomst was aangegaan waren aan merken als noodzakelijke opleidingen in de zin van artikel 7:611a lid 2 BW. Helaas voor de werknemer slaagt zijn beroep niet. Onvoldoende bleek dat de werknemer was aangenomen met het doel om registeraccountant te worden en dat de opleidingen waarvoor de studieovereenkomst was aangegaan noodzakelijk waren voor die beoogde functie of zijn huidige functie, aldus de rechtbank midden Nederland.
ECLI:NL:RBMNE:2022:5560, Rechtbank Midden-Nederland, 10138879 / ME VERZ 22-127 (rechtspraak.nl)