Permanente camera’s
Het plaatsen van permanente camera’s op de werkvloer om eigendommen en personeel te beschermen kan, maar vanwege de impact hiervan op de privacy van werknemers, mag dit niet zomaar. Welke stappen de werkgever moet doorlopen bij grootschalig/systematisch cameratoezicht is het onderwerp van dit artikel. Heimelijk cameratoezicht (met een verborgen camera) wordt behandeld in het vervolgartikel “heimelijk cameratoezicht”.
Stap 1: Gerechtvaardigd belang en noodzaak
Als een werkgever permanent cameratoezicht op de werkvloer wil invoeren, moet allereerst goed worden nagedacht over de volgende twee vragen: Wat is het doel en gerechtvaardigd belang bij het plaatsen van de camera’s én is cameratoezicht echt noodzakelijk om dit doel te bereiken?
Het gerechtvaardigd belang moet de werkgever kunnen uitleggen en het belang moet zwaarder wegen dan het belang van de werknemer. Een gerechtvaardigd belang kan zijn de bescherming van de werknemer of het tegengaan van diefstal. Daarnaast moet het plaatsen van de camera’s noodzakelijk zijn. Dit betekent dat het doel waarvoor de camera’s worden geplaatst, zoals het voorkomen van diefstal of het waarborgen van veiligheid, niet op een andere manier kan worden bereikt én proportioneel is. Bijvoorbeeld, als een camera wordt ingezet om diefstal uit de kassa te voorkomen, hoeft niet de hele ruimte gefilmd te worden. Een opname van de kassa volstaat dan. Het plaatsen van de camera’s mag ook niet het enige middel zijn dat door de werkgever wordt ingezet om het doel te bereiken. Het moet dus onderdeel zijn van een totaalpakket aan maatregelen.
Stap 2: Ondernemingsraad?
Cameratoezicht op de werkplek is een personeelsvolgsysteem, ook indien de beelden niet worden gebruikt om de werknemers te controleren. Indien er in de onderneming een ondernemingsraad is, dient de werkgever daarom instemming te vragen aan de ondernemingsraad ten aanzien van het voorgenomen besluit om de camera’s op de werkvloer op te hangen.
Tip: Ook omstandigheden waarbij gebruik kan worden gemaakt van heimelijk cameratoezicht (waarover in een ander artikel meer) kunnen alvast in het voorgenomen besluit worden meegenomen.
Stap 3: Uitvoeren DPIA
Daarnaast is de werkgever bij zowel het invoeren van systematisch cameratoezicht als verborgen cameratoezicht verplicht een data protection impact assessment (DPIA) uit te voeren. In een DPIA moeten de privacyrisico’s van de gegevensverwerking in kaart worden gebracht en beoordeeld. De DPIA bevat daarom een afweging en toetsing van het gerechtvaardigd belang van de werkgever bij het cameratoezicht, welk belang wordt afgezet tegen het belang van de werknemers op privacy. Indien uit de DPIA volgt dat sprake is van een verhoogd risico op de inbreuk van de privacy van de werknemers en er geen maatregelen zijn om dit risico te verminderen, dient de Autoriteit Persoonsgegevens te worden geraadpleegd.
Stap 4: Informeren werknemers
Is de instemming van de ondernemingsraad (indien aanwezig) binnen en de DPIA uitgevoerd, dan moeten de werknemers worden geïnformeerd. Dit kan bijvoorbeeld in een protocol of in gedragsregels, met een camerareglement. In het protocol of de gedragsregels moet in ieder geval worden opgenomen:
- Waarom de camera’s worden opgehangen (de verwerkingsdoeleinden);
- Welk (gerechtvaardigd) belang de werkgever bij het plaatsen van de camera’s heeft;
- Dat controle van de beelden mogelijk is;
- Wanneer deze beelden worden ingezien;
- Wat de bewaartermijnen van de camerabeelden zijn;
- Welke rechten de werknemer zelf heeft ten aanzien van de verwerking van zijn persoonsgegevens op de camerabeelden (zoals het inzien van de camerabeelden en het recht op wissing).