Een leverancier die zaken onder eigendomsvoorbehoud levert aan een onderneming in de retail zal doorgaans instemmen met een doorverkoop van deze zaken aan afnemers. Op deze wijze kan de onderneming haar bedrijf uitoefenen en opbrengsten genereren waarmee de leverancier kan worden betaald. De leverancier en de onderneming kunnen dit expliciet afspreken, maar in de retail wordt vaak ook aangenomen dat de leverancier impliciet heeft ingestemd met de doorverkoop.
Deze praktijk wordt problematisch voor de leverancier als de onderneming de zaken doorverkoopt maar de verkoopopbrengsten niet aanwendt om de leverancier te betalen, bijvoorbeeld omdat de onderneming in de tussentijd failliet is verklaard.
De bevoegdheden bij een faillietverklaring
De onderneming en diens curator zijn doorgaans niet meer bevoegd om de zaken door te verkopen, maar de leverancier doet er goed aan om dit expliciet per brief aan de curator kenbaar te maken. Zo kan de leverancier (proberen te) voorkomen dat zaken die zich nog bij de koper bevinden worden doorverkocht [zie blog II]. Daarnaast kan hij de aanwezige zaken opeisen bij de curator.
Welke regels gelden er voor zaken die al zijn doorverkocht?
De zaken die al zijn doorverkocht kan de leverancier alleen opeisen bij de afnemer als (i) de onderneming niet bevoegd was tot doorverkoop én (ii) de afnemer deze zaken niet te goeder trouw heeft gekocht.
In de praktijk is de onderneming vaak wel bevoegd tot doorverkoop en/of de afnemer te goeder trouw waardoor de leverancier vaak geen opeisingsbevoegdheid heeft. De leverancier heeft ook niet automatisch een aanspraak op de opbrengst van de geleverde zaken.
De vordering uit doorverkoop
De wet bepaalt niet dat de leverancier van rechtswege een pandrecht krijgt op de opbrengst op doorverkoop van de zaken (de zogeheten vordering uit doorverkoop). De leverancier moet dit overeenkomen met de onderneming. Daarbij spelen drie (mogelijke) obstakels:
- Ten eerste moet de leverancier een pandakte opstellen, laten ondertekenen door de pandgever en vervolgens registreren bij de belastingdienst te Rotterdam;
- Ten tweede moeten deze handelingen worden uitgevoerd voordat de onderneming failliet wordt verklaard;
- Ten derde zal de onderneming vaak eerder in tijd een pandrecht hebben gevestigd op deze opbrengst ten gunste van zijn (huis)bank. De leverancier krijgt dan een pandrecht dat in rang komt na het pandrecht van de bank.
De voorbeelden hierboven illustreren dat het als leverancier in de retailsector noodzakelijk is om u bewust te zijn van de risico's en juridische complicaties rondom de doorverkoop van zaken. Het proactief nemen van de juiste maatregelen, maar vooral het scherp vastleggen van afspraken, kan het verschil maken tussen succesvolle samenwerkingen en ongewenste uitdagingen voor u als leverancier.
Naast de risico’s bij doorverkoop, brengt ook het productieproces verschillende risico’s voor de leverancier met zich. Deze risico’s worden besproken in de volgende blog in de reeks over ‘het leverancierskrediet’.
Blogreeks
Wilt u alles weten over het leverancierskrediet?
Dit blog maakt deel uit van een blogreeks over het leverancierskrediet. U vindt een overzicht van alle onderwerpen door te klikken op deze link.