Een advocaat aanvaardt een opdracht om als executeur-afwikkelingsbewindvoerder een nalatenschap af te wikkelen, waarin een woning is opgenomen. Als de woning wordt geveild, komen er verschillende biedingen binnen. Eén van deze biedingen, die lager is dan de overige biedingen, wordt gedaan door de dochter en tevens secretaresse van de advocaat. De advocaat verkoopt de woning vervolgens aan haar dochter zonder aan de erfgenamen te melden dat haar dochter de koper is. De advocaat laat eveneens op kosten van de nalatenschap asbest uit de woning verwijderen. De opdrachtgever dient een tuchtklacht in tegen de advocaat die de nalatenschap afwikkelde.
De advocaat verweert zich door te stellen dat zij de verkoop van de woning aan de makelaar heeft overgelaten en zich niet met het verkoopproces heeft bemoeid. De erflater wenste dat de woning aan een jong gezin werd verkocht. Daarom verkocht de advocaat de woning voor € 240.000,- aan een stel met een kind op komst, ondanks een hoger bod van € 250.122,- van een ander stel. Haar reden om de woning voor het lagere bod te verkopen, zou zijn dat zij het gedurfd vond dat de koper geen makelaar had in een tijd dat elke koper een makelaar inschakelt. Het asbest is op kosten van de nalatenschap verwijderd, omdat dat aan erflater zou zijn toegezegd. De advocaat beweert bovendien dat haar pas bij de koopovereenkomst duidelijk werd dat de koper van de woning haar dochter was.
De Raad van Discipline oordeelt dat de advocaat zeer onbetamelijk en niet integer heeft gehandeld. De verklaring dat verweerster niet wist dat het om haar dochter ging, acht de Raad volstrekt ongeloofwaardig. Daarnaast heeft de advocaat, zoals zij zelf stelt, ook nadat zij er bij het tekenen van de koopovereenkomst achter zou zijn gekomen dat het haar dochter betrof, hierover geen enkele transparantie gegeven. Verder heeft de advocaat bij het verwijderen van het asbest niet de belangen van de nalatenschap, maar die van haar dochter voor ogen gehad. De kopers waren immers bekend met de aanwezigheid van het asbest en hebben niet bedongen dat dit zou worden verwijderd. De Raad van Discipline oordeelt dat het vertrouwen in de advocatuur door het handelen van de advocaat ernstig is beschadigd. De Raad van Discipline legt de advocaat daarom een onvoorwaardelijke schorsing van zes weken op.
De uitspraak vindt u hier: Uitspraak - Overheid.nl | Tuchtrecht.